BRES Nr. 124, juni / juli 1987, HUGO KAAGMAN  GRAFFITI EN MOTIEVEN  De geschiedenis van kunst   Niet zo lang geleden konden we in de krant lezen dat een 'Van Gogh' op een veiling 74 miljoen gulden heeft opgebracht. Wat heeft dat nog met kunst te maken ? Wat heeft een hedendaags kunstenaar nog met een maatschappij te maken die dit soort belachelijke bedragen neertelt voor het werk van een schilder die gek werd van armoe en eenzaamheid toen hij nog leefde? Het wordt tijd, dat we ons gaan afvragen welke dirty trick de historie met óns uithaalt. En met kunst. HUGO KAAGMAN (geb. 1955), Amsterdams graffitikunstenaar van het eerste uur, geeft hier zijn visie.  De geschiedenis zoals we die nu kennen is voornamelijk gebaseerd op de overblijfselen van de verschillende culturen: de zogenaamde kunstwerken. Vroeger was kunst een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. Zij was de materiële neerslag van het geestelijk leven, zij diende om het leven af te beelden, uit te beelden of om de mensen iets in te beelden. Van magische relikwieën tot luchtige versiering, overal verrijkte men het bestaan en gaf men uitdrukking aan de zinnebeelden. De kunstenaar was een belangrijk man naast het opperhoofd en de medicijnman. Hij was de uitvinder en vormgever van de cultuur. De eerste kunstwerken bestaan vaak uit magische tekens, die geboorte, leven en dood verbeelden. Van vruchtbaarheidsbeelden tot levenstekens, overal ontwikkelden zich symbolen als voorloper van het schrift. Door het vlechten van slaapmatten, het naaien van dierhuiden tot kleding en tenten, het weven van stoffen en het bakken van potten om er water en voedsel in te bewaren ontdekte men overal ter wereld de schoonheid van patronen. De herhaling van motieven schiep een gevoel van harmonie en beeldde de verbondenheid uit van de verschillende elementen, zoals die in de natuur werden ervaren. Elk motief is een symbool met een bepaalde betekenis, een grondgedachte en beweegreden met voor elke stam een eigen interpretatie. De overeenkomst in motieven over de hele wereld doet vaak denken aan universele tekens, zoals we die nu kennen in de bewegwijzering. Patronen dienden als verfraaiing met een spirituele werking als verafgoding en bescherming. De psychedelische ervaring van het patroon hielp bij het beoefenen van de religie. Ook nu nog zien we het gebruik van mantra's en doolhoftekeningen. Bij de eerste grote beschavingen stond de wetenschap in dienst van de religie. Het geheim van de nieuwe technische ontwikkelingen werd angstvallig door ingewijde priesters bewaakt, die op hun beurt de kunstenaars inspireerden. De tempels in Egypte en Zuid-Amerika zijn nu nog mysterieuzer dan in de tijd dat ze opgericht werden. Het waren de Grieken die de wetenschap loskoppelden van religie en haar een eigen plaats in de Universiteit gaven. Hierdoor was de kunstenaar niet zozeer uitvinder meer als wel afbeelden en vormgever. De kunstenaar moest de heersers verheerlijken en later ook de Heer. Na het Romeinse Rijk stond alle topkunst in de westerse wereld in dienst van de Kerk en aristocratie. Er was weinig ruimte voor zelfexpressie. De adel liet grote monumenten en kastelen bouwen en parken aanleggen en verzamelde portretschilderingen voor zichzelf. De Kerk was destijds een Bijbels Museum met de mooiste kunst om de mensen zoveel mogelijk te begoochelen. Kunstenaars waren belangrijk, omdat zij als enig en beelden konden scheppen die uiting aan de cultuur gaven. Na de Verlichting en de Beeldenstorm stond de kunst niet langer meer in dienst van de Kerk en ontstond er een nieuwe markt in de vorm van de opkomende middenklasse. Nu werd de kunstenaar meer gewaardeerd om zijn manier van kijken naar de realiteit, die geacht werd zuiverder te zijn en dieper te gaan dan de gemeenschappelijke ervaring. Kunstenaars werden meer en meer gezien als dragers van de sleutel tot visioenen, die de tijd ver vooruit kunnen zijn. Als sjamaan, als doorgever uit het spirituele rijk creëerde hij beelden die persoonlijk en uniek zijn. Een verdere omwenteling kwam bij de uitvinding van de fotografie en de drukkunst. Veel kunstenaarstalent ging op in deze technologie van de media. Het openbare leven werd steeds meer gedomineerd door fotografie, posters, tijdschriften, film, TV, telefoon, radio en grammofoon. De rol van de Beeldende Kunst werd overgenomen door de media. Muurschilderingen maakten plaats voor geplakte reclameboodschappen, en portretteren geschiedde voortaan met foto's. Ook de architectuur had de kunstenaars niet langer meer nodig. Het imago van bedrijven werd niet langer bepaald door de versieringen op het gebouw, maar door reclamebureaus met prachtige folders. Vooral na de oorlog leidde dat in Europa tot een steriele bebouwing. In de behoefte aan beelden werd nu voorzien door de TV. De kunstenaar werd steeds meer gezien als producent van nutteloze goederen, als iemand die asociaal als een paria aan de rand van de maatschappij leefde. Voor de vrijheid die hij daar kreeg moest hij maar wat over hebben. Dat vrije leven maakte de andere burgers jaloers, die daarom maar vonden dat armoede een goede prikkel was (het 'Van Gogh-effect'). 'Heiligdom voor produkten van de vrije wil' De kunstenaars die zich door de maatschappelijke ontwikkelingen ter zijde geschoven voelden, sloegen terug. Met radicale manifesten manifesteerden groepen schilders zich met nieuwe zienswijzen om hun bestaansrecht te bewijzen. Als reactie ontwikkelden ze een nieuwe abstracte taal, vaak zo abstract, dat die zonder uitleg van de kunstenaar niet begrepen kon worden. Steeds minder mensen konden de essentie van kunst volgen en steeds meer mensen keerden zich ervan af. Zo kwam de kunst langzamerhand op zichzelf te staan. Ze werd een gespecialiseerd vak voor kunsthistorici, die ervoor gestudeerd hadden en hun toevlucht in uitgebreide verhandelingen zochten. Elke kunstenaar hoort een pionier in het rijk der onbegrensde mogelijkheden te zijn. Dat laten zien wat nog niemand gezien had werd het doel van de avant-garde. Nieuwe beschermheren, vaak rijke industriëlen en bedrijven zelf omhelsden de avant-garde. Met Moderne Kunst konden ze zich status verschaffen en tevens konden ze haar gebruiken als belegging voor hun financiën. Kunstenaars werden tot popster gebombardeerd en wie iets van hen in huis had kreeg daarmee ook een stukje stardom. Galeriehouders gingen bemiddelen en onderling werd bepaald welke kunstenaar het zou gaan maken. Publiciteit zorgde ervoor dat zijn werk gewild en daarom zeldzaam en dus duur werd. Verzamelaars werden net zoveel een ster als de kunstenaar zelf. Moderne musea werden gebouwd met grote witte zalen, die als neutrale ruimte dienden voor persoonlijke beschouwing. Het werd gezien als kerk, als een heiligdom voor produkten van de vrije wil. In deze hiërarchie vormden de kunstacademies de basis voor een continue stroom kunstenaars, die speciaal waren opgeleid in de nieuwste stijlen. New York werd de hoofdstad van het nieuwe netwerk van de kunsthandel. Een goede kunstenaar werd synoniem met een succesvolle kunstenaar. Originaliteit werd pas erkend als er een stijlnaam aan gegeven kon worden, als kunsthistorische classificatie. De prijzen van kunst werden op veilingen en beurzen bepaald en werden voor steeds mindermensen betaalbaar. In het openbare leven kwam kunst nauwelijks meer voor. Kunst communiceerde alleen nog met zichzelf . Stijlen werden losgekoppeld van hun oorspronkelijke betekenis en werden in navolging van de media gebruikt als clichés en ikonen, die eerder bevestigend dan vernieuwend werkten. Een tijd brak aan waarin idealisme taboe werd, waarin de meeste boodschappen over vorm gaan zonder iets aan de maatschappelijke werkelijkheid toe te voegen. Er was geen plaats meer om de tegenstellingen die kunst eigen zijn in te projecteren. De kunststromingen begonnen meer op trends als in de mode te lijken: steeds maar weer recyclen in andere combinaties zonder zelf een stijl te worden, vernieuwen zonder verandering. De avant-garde, die als prikkel diende om het burgerlijk leven wakker te houden, is monddood gemaakt onder de stortvloed van (elektronische) mediabeelden. De eeuwenoude rol van kunst als plaats waar de waarheid wordt uitgedragen werd geheel naar het tweede plan gedrongen. De spuitbus is een kunstbom Op elk moment in de geschiedenis dat kunst dood lijkt, gebeurt er wel weer ergens wat anders. Zo is er deze eeuw ook sprake geweest van een kunst die de ideeën belangrijker vond dan de uitvoering ervan: Conceptual Art. Een vervolg op intellectuele maatschappelijke kunststromingen als Dada en FLuXus. Deze tijd waarin alles mogelijk is door de stand van de techniek heeft de ideeënkunst achterhaald, meer dan ooit kan alles worden uitgevoerd. En meer dan ooit is er de noodzaak voor de kunst om weer een stem te hebben. De kunst die bij de eerste uitingen hoort is graffiti. Het nalaten van onuitwisbare indrukken op de openbare weg. Deze oeroude vorm van vrije meningsuiting heeft de laatste paar jaar een enorme vlucht gemaakt in Europa; Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Portugal, overal vallen de muren op door gedetailleerd gespoten beelden aangebracht met het sjabloon. Een ontwikkeling die door de enthousiaste media weer verder wordt verspreid. Er is weer kunst die het open­bare leven verrijkt. Zonder de gebruikelijke reclame of politiek, die zoiets gewoonlijk sponsort. En zonder de controle van de kleine culturele elite, die gewoonlijk de dienst uitmaakt. Het wordt illegaal aangebracht en voor zover het loze muren betreft door menig kijker gewaardeerd. De Europese graffiti is alleen al interessant omdat het nog maar net de overstap heeft gemaakt van voornamelijk tekst naar 'picturo'-graffiti. Tot voor kort was graffiti een fenomeen dat ten opzichte van de oertijd nog maar nauwelijks een ontwikkeling had doorgemaakt. Het bleven oeruitingen, de moderne kunst echter niet vreemd. Er zijn veel studies verschenen over de overeenkomstige symbolen en motieven op muren, bijna antropologisch van aard. De moderne holenmens in de metro. Op de muren zag je wat er leefde in vooral de jeugd. Net als in de oertijd. Het eerste sjabloon staat ergens midden in de Sahara; gespoten handen, geblazen door een rietje met de hand als mal. Op spuitgebied is ook heel wat gepionierd door YVES KLEIN. Die presteerde het om gehele vrouwen te gebruiken als mal in wat de eerste psychedelische schilderijen werden. Een spuitbus is een kunstbom. De Newyorkse golf had een voorsprong doordat spuitbussen daar eerder in omloop waren en er met airbrush al een flinke traditie was. De airbrush, het luchtpenseel, werd uitgevonden als hulpmiddel voor fotoretouche. Rond 1900. In de jaren zestig in de U.S.A. was 'car-customing' in zwang, het psychedelisch opspuiten van auto's. Een ingewikkeld proces dat door de komst van de spuitbus ook veel simpeler kan. Ook het grotere vandalisme vloeide voort uit de onpersoonlijkheid van de stad en droeg ertoe bij dat juist daar de eerste stap naar een nieuwe kunstvorm zou worden gezet. Spuitkunst is een middel om driedimensionaal te schilderen met een fotografische kwaliteit. Het is de enigekunstvorm die gelijke tred houdt met de technische ontwikkeling. Spuitwerken sieren niet voor niets alle computer- software-verpakkingen. Dat is de illusie van het digitale schilderij . De Elektronische Revolutie betekent voor het beeld in de toekomst digitale opslag van beeldinformatie op disks en in chips. Realistische schilderijen die driedimensionaal kunnen bewegen en waarvan op elk moment een uitdraai kan worden gemaakt, gespoten door een airbrushprinter of meteen gefotografeerd. Nu al wordt in de reclamewereld het airbrushen vervangen door computerprogramma's. Al deze nieuwe mogelijkheden worden eerst voor militaire en commerciële doeleinden gebruikt, alvorens een kunstenaar een kans krijgt. Bijna hetzelfde geldt voor video. De wereld vol mogelijkheden is afgeschermd door kostbare techniek. Ontoegankelijk voor oermensen. Daarom is de spuit een revolutie. De fantasie weer aan de macht, in een vorm die direct concurreert met die zelfde monitorbeelden en foto's. Zij maakt er zelfs gebruik van. Het levert beelden op die gemanipuleerd kunnen worden. En het kan op plaatsen komen waar de techniek nooit kan komen. De sjabloon is een techniek die beelden overal op kan overbrengen. Door herhaling in steeds weer andere combinaties ontstaan nieuwe interpretaties. De sjabloon kan van elk formaat zijn en gebruikt worden in reusachtige collages. Het heeft alle elementen van de videowereld in zich Van Punk tot Afrika De beelden kunnen in alle stijlen variëren, van fotorealistisch tot abstract. Tegelijk zijn het symbolen die alleen al door de plaats waar ze gespoten zijn een betekenis krijgen. Achter elke sjabloon zit een idee. Eerst moet het overdacht en uitgesneden worden. Het cliché wordt bewust gebruikt als cliché. Dan is er de openbare weg waar het risico te worden gepakt van muur tot muur varieert. En het resultaat is openbaar kunstbezit, waar weer anderen op kunnen reageren. Door het te fotograferen of eraan toe te voegen. Het blijft leven en kan weer de media in worden geslingerd. De mogelijkheden zijn onbeperkt. Alles kan altijd overal. Deze laatste zin heb ik al in 1979 geschreven. Voor mij is het allemaal begonnen ten tijde van de punkgolf in '77. Vanuit Galerie ANUS stimuleerden we graffiti met een boodschap door krantjes, prijsuitreikingen (Prix de Graffiti) en performances. In de Galerie stond een tekentafel en een stencilmachine, de hal en buitenmuur waren de schilderobjecten, die een wekelijks wisselende aanblik hadden. Als een gek was ik met sjablonen in de weer om steeds nieuwe beelden de wereld in te helpen en de nieuwe subcultuur inhoud te geven. Er werd ter plekke gespoten als ware het een Art Walk-In Service. Na te grote drukte begonnen we opnieuwals Galerie OZON, met kant-en-klare kunstprodukten als T -shirts en werken op papier. Opnieuw kwam de kunst op vele plaatsen. Het is gesignaleerd in een rij wachtenden voor het Salvador Dali-museum tot een centrale rol die een shirt speelt in een punkdocumentaire (Pinkel); zelfs GERARD REVE heeft een verzameling OZON-Art, om nog maar te zwijgen van het Amsterdamse publiek. Gedreven door inspiratie groeide mijn beeldtaal van dag tot dag met nieuwe sjablonen. Steeds meer legde ik me toe op collage als uitdrukkingsvorm. De inspiratie kwam voort uit de zelfopgerichte KoeCrandt, waarin punk- en rasta-ideeën werden vormgegeven, variërend van opruiende revolutionaire beelden tot apocalyptische doemvisies, gerelativeerd door absurde strips. DIANA met vandaar haar naam OZON en ik hebben dit blad drie jaar gerund (50 nummers) met medewerking van illustere figuren als DR. RAT, LULU ROX en KRISTIAN KANSTATT. Behalve muren werd ook kunst via een Art-O- Maat tentoongespreid, een automatic gallery for photocopy art, ooit het Stedelijk binnengereden en geëxposeerd (febr. '78, red.). Op een gegeven moment wilden we weer een stap voorwaarts en deden de krant over. We reisden naar Senegal en West-Afrika om ook daar verder met sjablonen te werken. Eerder had ik daar al op het gebied van kunst gewerkt, nu had ik speciaal een map met junglesjablonen meegenomen, die ik daar voor mijn gevoel op zijn plaats bracht. Het fotorealisme was een volkomen nieuw gegeven daar. Het sjabloon als simpelste drukmiddel. Eén pot verf, één kwast en één karton met gebruikmaking van een stukje scheermes in een houten stokje leverde beelden die konden concurreren met hoogwaardige textieldruk . Het arbeidsintensieve van het proces is voor de Derde Wereld niet van belang. Tegelijk was het interessant te zien hoe daar de stijl werd gehanteerd in combinatie met naïef-realisme en de symbolentaal, die dicht bij het Afrikaanse leven staat. Ik ontdekte dat sommige spuitwerken onmiddellijk heilig werden. De kunstenaar puur als tovenaar. Verder op reis, in Marokko, werd ik gecharmeerd door de ambachtelijke, bijna middeleeuwse nijverheid van handwerkslieden naar vakgebied over straten verspreid. De motieven die in Afrika nog vaak als symbool werden gebruikt zijn in de Arabische wereld van meer wiskundige aard. Levende wezens afbeelden was verboden door de islam en de grootheid en eenheid van Allah werd geïllustreerd met patronen die in hun totaliteit ook een eenheid vormen. Een van de principe~ van zowel het sjabloon als het patroon is de mogelijkheid tot herhaling tot in het oneindige. Alles verallessen. In werkplaatsen zag ik metalen mallen waarmee kleur op tegels werd aangebracht. Elk mozaïek is te herleiden tot een vierkante uitsnede, die als tegel gebakken hetzelfde resultaat heeft als de oorspronkelijke losse stukjes mozaïeken, alleen dan minder arbeidsintensief. Het woord mozaïek komt niet voor niets van 'musaicum', hetgeen muzenwerk betekent, ofte wel monnikenwerk. De enige echte avant-garde In de Arabische wereld was het een eer openbare kunst te plaatsen in de vorm van poorten en fonteinen. Dat heeft in menige toch al drukke medina geleid tot duizelingwekkende psychedelische wanden. Ook de Portugezen werden erdoor aangestoken en pasten de mozaïektegel, daar azulejo genoemd, toe op de façades van hun huizen. Behalve de Moorse zijn er ook veel renaissance motieven, die buiten de oorspronkelijke rijken een veel grotere toepassing hebben gevonden dan ooit door de oorspronkelijke makers kon worden gedroomd. Griekse ornamenten moeten nog steeds de moderne regeringshuizen status en aanzien geven. De grootheid van de U .S.A. moet blijken uit reusachtige betonnen obelisken en Ionische zuilen, op grote schaal nagebouwd, terwijl andere landen de originelen hadden ontvreemd om als fetisj voor hun veroveringen te dienen. Onbewust is met de Ionische zuilen het spiraalmotief wereldberoemd geworden, dat is ontstaan op Kreta als weerslag van de vrouwelijke slangencultus. De twee spiralen naast elkaar kunnen ook gezien worden als borsten die de zuil tot een vruchtbaarheidsbeeld maken. Ver vóór Christus zwierven de Kelten door Griekenland en namen de spaghettimotieven mee naar Ierland, waar ze werden opgepikt door de latere Vikingen, die tot nieuwe verwerkingen kwamen. Duizenden stenen met ingekraste composities staan in Scandinavië nog steeds in de natuur als herinnering aan die graffititijd. Het liefst had iedereen alles natuurlijk uitgehakt, maar door geldgebrek werd dit slavenwerk later bespaard door kunstschilders. In Noord-Italië en Duitsland staan nog steeds goed onderhouden wandschilderingen van rond 1500 n. C. In Nederland is aan het begin van deze eeuw een laatste opleving ontstaan op het gebied van motieven, ook wel de Nederlandse Nieuwe Kunst genoemd. Amsterdam stond daarbij bekend als de geometrische richting. In het kader van herwaardering van de oude ambachten, die verdwenen door de Industriële Revolutie, werden weer volop tegels gebakken om op de openbare weg te worden gemetseld. In opeenvolgende stijlen, waaronder De Stijl, werkten kunstenaars nauw samen met architecten. Exotische invloeden uit de koloniën en nieuwe abstracte kunst werden zo een deel van het leven tot aan de Tweede Wereldoorlog. Het snelle bouwen volgens de Nieuwe Zakelijkheid leidde vervolgens op veel plaatsen tot een uniforme HEMA- bouw, waarbij menige pittoreske dorpskern grondig werd vernield. Omdat kunstenaars zich niet meer mochten bezighouden met de stadsbouw zijn de architecten en planologen zo wereldvreemd geworden, dat ze plekken om posters op te plakken niet eens in overweging nemen. En voor het resultaat voelen ze zich niet meer verantwoordelijk. De via prijsvragen uitgeloofde opdrachten om alsnog achteraf kunst aan te brengen zijn aan zeer strenge regels gebonden. Daarover is discussie niet mogelijk. Een besloten wereld van de overheid, die door het opheffen van de B.K.R. de hele kunstenaarspopulatie degradeert tot werklozen. De grootste kunst is nu het subsidieaanvragen. Wat er verder gebeurt is kunstwerk, loos werk, om de tijd mee door te komen. Creëren wordt meer en meer opgevat als recreëren. Momenteel zitten we in een tijd, die lijkt op de zogenaamde Grote Matheid uit de jaren zeventig. Een stilte voor de storm. De manier waarop Neo-Geo-kunst tot iets nieuws gebombardeerd wordt waar zowel producenten als consumenten zich gretig op storten, toont hoe opportunistisch het eraan toegaat. De Nieuwe Wildheid is omgeslagen in tamheid. Alleen in een afgerond geheel als de Newyorkse Subway Art kon het nog even snel een plaats krijgen in de kunstgeschiedenis. Het is een raadsel waar die wildheid is gebleven. Het lijkt wel verraad aan de hele golf waar ze op dreven, en die nog steeds verdergaat, zij het dan bekend als de zogenaamde Lost Generation, een generatie die alles zelf probeerde te doen en niet onmiddellijk probeerde te integreren in het establishment. Een bewijs dat de 'kunsthoofdstad' New York de criteria bepaalt is ook te zien aan veel graffiti id Europa, die in slaafse navolging van de Amerikaanse 'pieces' wordt gemaakt met de bekende logostijl, op rolluiken en koffieshops. Een rage die over de Europese identiteit heenwalst. Heel Nederland is inmiddels bespoten en dat zal nog wel een tijdje doorgaan. Gasmaskers op, Jongens. Dit is een ontwikkeling, die geheel buiten de kunstacademies omgaat. Een internationaal op elkaar geïnspireerde stroming van autodidacten, die illegaalonder pseudoniem op straat werkt en die momenteel de enige echte avant-garde vormt. Vandalen pionieren op straat.De kunst is terug in het leven. Het leven is terug in de kunst. HUGO KAAGMAN, 1987